Schrik

 

5 mei 1995

 

Gisteren, na het avondeten, wilde Irene nog buiten spelen.

Toen het bijna 8 uur was, ging ik haar zoeken i.v.m. dodenher­denking. Opeens hoorde ik een ontzettend gegil, komend uit de buurt van het speeltuintje waar ik Irene verwachtte. Bang als ik was om datgene aan te treffen waarvoor ik blijk­baar de laatste tijd onbewust heel bang ben, begon ik te rennen. Datgene waarvoor ik zo bang ben, is het volgende: Irene speelt buiten en gedraagt zich zodanig dat een groep kinderen haar begint te jennen. Irene voelt zich zo getergd, dat ze niet meer weet wat ze doet en gilt en krijst en schopt en is niet meer tot bedaren te brengen. Als ze geplaagd zou worden door kleintjes zou ik bang zijn dat ze die kinderen iets aandoet.

Terwijl dit beeld door mijn hoofd spookte rende ik dus naar het speeltuintje, waar een groepje kinderen elkaar met water­pistolen aan het nat spuiten was. Dit ging met zeer veel gegil gepaard. Irene stond dit op een veilige afstand te bekijken en er was helemaal niets aan de hand met haar. Met mij wel. Ik stond daar op het punt onbedaarlijk te gaan janken en moest snel zorgen dat ik thuis kwam.

Het is maar goed dat er een hopelijk rustiger periode aan­breekt in mijn leven. Nu de druk van de praktijk weg is, merk ik pas hoe moe ik daar eigenlijk van was. Natuurlijk kwam daar de cursus bij en de baan op de mytylschool. Hoewel ik blij ben dat mijn leven deze wending heeft genomen, geeft het mij toch een fijn gevoel dat ik er nu weer meer voor Irene ben.

Bij de start van deze nieuwe periode valt mij echter meteen weer op dat er eigenlijk haast geen moment in haar leven is dat normaal is. Zij beleeft alles zo speciaal dat ik elke minuut van haar dag wel op zou willen schrijven.

Er zit veel waars in wat Mieke zei, nadat ik haar mijn lezing van een paar jaar geleden had laten lezen, nl: Als je naar Irene kijkt met het idee dat je er het een en ander van wil opschrijven, dan kijk je waarschijnlijk anders. Waarschijnlijk wat meer als door de ogen van een buitenstaander.

Irene is in feite zo abnormaal, dat Jan en ik helemaal ont­roerd zijn als er eens iets is wat zo aandoenlijk normaal lijkt.

Terwijl ik achter de computer zit, zit Irene in bad, nadat ze in het meertje heeft gezwommen. Ze had mij beloofd haar haren te spoelen. Ik hoorde haar net zeggen: "O ja, bijna vergeten, ik had mama beloofd mijn haar te spoelen". Dit is nu zo'n normale zin, die je eigenlijk maar zelden van haar hoort.