Hoe duidelijk Irene's woorden zijn

 

Een paar jaar geleden vertelden we aan Irene dat wij met vakantie zouden gaan. Ze zat wat stilletjes voor zich uit te staren en opeens zag ik dikke tranen over haar wangen rollen. Toen ik haar vroeg waarom dat was zei ze dat ze ons zo zou gaan missen. Ik zei tegen haar;  wees nou maar niet verdrietig en noemde op wie ze allemaal zou gaan zien in de komende weken, als wij weg zouden zijn en wat voor leuke dingen ze allemaal zou gaan doen. Ze keek me aan met een blik van; je begrijpt me niet hè, en zei: 
ik heb geen last van verdrietheid, ik heb last van misheid.

Hoe duidelijk kan een woord zijn.

We hebben haar ons nest uit geduwd. Zelf kon ze die stap niet zetten. We deden dat omdat we dachten/denken dat dit goed voor haar was en ook voor onszelf. Zeker in de eerste jaren vond ze haar veiligheid vooral thuis. Het leven in “de woning” was druk, onoverzichtelijk en complex. Steeds kwam ze in de weekenden de vertrouwde nestgeur weer opsnuiven. Een andere woonplek werd nooit helemaal “eigen”.

We kunnen van alles voor haar verzinnen, maar nog altijd mist Irene ons als ze ons langere tijd niet ziet. We proberen ons daar niet al te veel van aan te trekken, haar thuis is niet meer bij ons, dat is in het Thomashuis. We willen ook echt dat ze nu eindelijk om het weekend bij ons komt logerenen het andere weekend thuis blijft in het Thomashuis, want daar woont ze tenslotte, dat moet ook als haar thuis gaan voelen en we zien dat dit ook meer en meer het geval is.

Natuurlijk laten we ons niet door haar gevoel van misheid weerhouden en gaan we nu het kan, regelmatig op vakantie, natuurlijk doorstaat ze dat prima. Naderhand krijgen we ook altijd terug te horen dat alles prima is gegaan, maar toch.....

Wat maakt toch dat Irene ons bij tijd en wijle zo blijft missen, ze heeft het zo goed in het Thomashuis, ze krijgt zoveel aandacht en warmte.

Ooit belde er 's avonds een jongen, Albert genaamd. Albert had Irene leren kennen op de soos en vond Irene een leuke en aardige meid, zoals hij het formuleerde. Als was ikzelf de uitverkorene maakte mijn hart een sprongetje. Er was iemand die een beetje verliefd was op Irene, hij wilde graag eens langs komen als dat mocht, om haar beter te leren kennen. Nooit had ik voor Irene een toekomst gedacht waarin een vriend een rol kon spelen. Altijd zag ik voor me dat Irene in een zorginstelling zou wonen, op welke manier zouden we allemaal nog moeten ontdekken. Maar een vriend, iemand die er voor haar zou zijn, iemand die een speciaal gevoel voor haar zou hebben, iemand waarvoor ze niet 1 van de 8 of meer bewoners zou zijn, een zorgplan in persoon, een cliënt, een bewoner, aan zo iemand voor Irene had ik nooit gedacht.

Albert kwam, meer dan eens, hij speelde een spelletje Domino met Irene, wandelde eens met haar. Albert praatte veel, vooral met mij. Irene vond het maar ingewikkeld om een echt gesprek te voeren, soms zat ze er gezellig bij als Albert met mij in gesprek was, maar meestal ging ze op haar kamer naar haar muziek luisteren en dronk Albert een kop thee met mij. Toch sprak Irene over haar vriend Albert, wat haar betrof bleef de situatie zoals die was, nl. Albert die langs kwam en die het vervolgens vooral met mijn gezelschap moest doen. Voor Albert was dit echter niet een bevredigende situatie en Albert verdween weer uit Irene’s leven.

Zou Irene minder last van misheid hebben gehad als ze in staat was geweest Albert of iemand anders aan zich te binden? Ongetwijfeld! Ze zou dan vertrouwd worden met één ander, één ander die er speciaal voor haar zou zijn, waar ze haar bed mee zou kunnen delen, een eigen sfeer mee zou kunnen maken, een eigen nestgeur mee ontwikkelen.

Ik weet het wel, ze kan dit niet en Irene heeft ook geen bewust verlangen in die richting. 
Haar manier van wonen hoort bij haar wereld, zo is dat en niet anders.

 Maar ja, soms heeft ze toch even last van misheid…………………………….