Uit huis

 

Januari 2002

 

Sinds zondags Irene weer inwoonster van Maassluis. Zondagmiddag brachten we haar. Zoals alles heeft ook dit feit verschillende kanten, niet alleen voor ons, maar ook voor Irene. Aan het begin van de middag vroeg ze hoe lang het nog zou duren voor we zouden gaan. Toen ze vernam dat dit nog een paar uur zou duren, zei ze, "gelukkig, dan ben ik nog even thuis". Even later maande ze Jan tot spoed, want ze wilde snel naar Jacques!

Hoe duidelijk ze in de afgelopen weken ook liet merken dat ze het wel moeilijk vond, niet één keer heeft ze echt gezegd dat ze niet wilde gaan. Dit zegt echter nog niet dat ze inderdaad wel wilde gaan, ze overzag niet wat er allemaal ging gebeuren. Wat is "altijd" als je alleen nog maar hebt ervaren dat je "altijd" weer naar huis terug gaat na een vakantie of een logeerpartij. Waarom is "wonen" op de Kopermolen anders dan "wonen" op de Vlinderhoven, want zo noemden we het immers vaak: "je hebt twee woonplekken, Irene, en één op de Vlinderhoven.

Gaandeweg moet het duidelijk worden, moet het ritme van de weken en de weekenden, de nieuwe vorm van haar leven duidelijk maken, dat zegt meer dan alle voorbereidingen, meer dan al die woorden.

We waren er al aan gewend, dachten we, dat ze er al niet veel was, maar toch, dit voelt zoveel anders. We reden naar huis en waren allebei heel stil, hadden genoeg aan eigen gedachten, maar die gedachten stemden ongetwijfeld overeen.

Het huis was stiller dan andere keren als Irene er niet was.

 

24 januari

 

Irene woont nu 2 1/2 week op de Kopermolen. Het eerste weekend toen ze thuis was, was ze helemaal op. Doodmoe was ze, ze huilde al toen ik haar kwam halen. Ze at 's avonds vrijwel niets,  ze kreeg haar kaken vrijwel niet van elkaar. Aan tafel had ze een klein aanvalletje. Ze was één en al stress. '’s Nachts plaste ze heel haar bed nat, waarschijnlijk had ze een aanval gehad, want midden in de nacht plassen zonder er wakker van te worden is zeer ongebruikelijk. Toch ging ze zaterdag vrolijk naar het orkestje en 's middags kwam Marja om even nader kennis te maken. Marja zou in de toekomst wel eens op willen passen. Terwijl we met z'n drieën op de bank zaten kreeg Irene weer een (kleine) aanval. Ze viel stil, kreeg weer die vreemde grimas op haar gezicht en plaste in haar broek. De arme meid, dit overkomt haar en ze kan het totaal niet plaatsen.

Zondag was ze minder moe, we gingen even met z'n drieën naar het strand, ze was wat meer ontspannen.

Thuisgekomen zat ik even aan de computer te werken. Irene zat op haar kamer muziek te luisteren. Opeens voelde ik tikjes op mijn schouder. Irene wachtte geduldig tot ik me omdraaide en zei: "ik vind het niet zo'n goed plan dat jullie me straks weer wegbrengen"

''s Avonds tijdens het eten gaf ze nog zo'n dolksteek: " je denkt toch niet dat ik jullie weer een week wil missen!".

We toonden alle begrip voor het feit dat zij het moeilijk vindt, we zeiden dat we het zelf ook moeilijk vinden maar dat we er aan zullen wennen, zij en wij. Maar ze  komt elk weekend naar huis, we zeggen dat we haar zo knap vinden, dat we weten dat ze het kan en dat we haar zullen helpen.

 

Het afgelopen weekend kwam ze voor de tweede keer weer thuis, ze leek iets meer ontspannen, iets minder moe en de aanvallen lagen minder op de loer. Er viel iets zwaars van me af, alsof ik even weer wat vrijer kon ademen. Met haar broek en jas over haar pyjama gingen we Frouke van de bus halen. Ze liet Frouke niet los, was zo blij haar weer bij zich te hebben. Ze sliep heerlijk en wij ook.

Alles sal reg kom. Dat gevoel kwam er over ons.

 

De volgende ochtend kreeg ze toch weer een kleine aanval. Frouke was erbij en ik was daar eigenlijk wel blij om. Frouke was nl. nooit meer getuige geweest van een epileptische aanval na die ene dramatische allereerste keer.

Toen Frouke weg was vroeg Irene even of zij echt ook weg moest die avond. Verder geen dolksteken meer dit weekend.